Kleur: Zwart-wit
Stijl: Lyrisch abstract, figuratief
Techniek: Etsplaat en ets
Jan Burssens maakte als jonge man expressionistische tekeningen en schilderijen. In 1943 volgde hij les bij Hubert Malfait (1898-1971). Ook Frits Van Den Berghe (1883-1939) vormde met zijn mengeling van een minder landelijk expressionisme met magisch realistische droomtaferelen een grote inspiratiebron. De lijn naar het surrealisme is steeds aanwezig bij Burssens. Het is immers een van de middelen om het oude expressionisme achter zich te laten waarmee diegenen van zijn generatie, die geen Latemse nalopers wilden worden, te kampen hadden. Een andere remedie was de abstracte kunst. Burssens was er vroeg bij.
Internationale figuren, zoals Pollock en Bacon, dragen bij tot de vormentaal van Jan Burssens. Pollock om de oude figuratieve kunst te verdrijven. Bacon om er een nieuwe te laten ontstaan. Burssens maakt als het ware zijn eigen synthese van de vormentaal van deze twee hoogtepunten uit de kunst van de twintigste eeuw.
Hoewel hij een van de eersten was om na WOII abstract te schilderen, duurde die periode niet lang. Als medestichter van de groep “Art Abstrait” (1952) neemt hij toch na een goed jaar al ontslag. De lyrische abstractie lag hem meer. Na een tijdje abstract te hebben geschilderd, verschijnt er tussen een kleurwirwar van korrelige verfmaterie een teken van leven. Wat aan de oppervlakte komt zijn rare gedaanten, vreemde wezens, zoals deze Vleermuis uit 1955. Het zijn schimmen uit een andere wereld. Vormen zijn organisch grillig en de omgeving waarin ze baden moerassig. In deze periode rekent men Burssens bij wat in Europa de “Informelen” heeft genoemd. De term wijst op een niet-figuratieve kunst, waarvan de verfvlakken onaflijnbaar door elkaar vloeien, mee aan te duiden: de vormloosheid als artistieke vorm. Burssens beoefent niet lang deze wilde wijze van schilderen.
Vanaf de jaren zestig maakt hij portretten van herkenbare personages. Mensen die hem na aan het hart liggen of de Groten der Aarde. Burssens wil meer en meer duidelijkheid over de wereld rondom hem. Hij wil de mensheid doorgronden via uitzonderlijke figuren.
Burssens sluit goed aan bij de existentiële schilderkunst zoals die door Sartre onderbouwd werd. Zo stelt Sartre dat schoonheid niet noodzakelijk engelachtig hoeft te zijn. Ze kan ook gevonden worden in het lelijke geweld.