Kleur: Kleurrijk
Stijl: Gestileerd figuratief
Techniek: Pastel
René Mels, geboren René Meulemans, studeert aan de Academies in Leuven en Brussel. Hij vervolgt zijn opleiding aan de Academie van Ter Kameren.
René Mels exposeert vanaf de jaren ’30 aanvankelijk met expressionistische schilderijen. Zoals zovele jonge kunstenaars in deze periode laat hij het expressionisme varen en ontdekt hij de abstractie en ook de gouden snede. In 1947 sluit hij zich aan bij de groep “Jeune Peinture Belge”. In deze periode schildert en tekent hij verschillende stillevens, die zijn zoeken naar een eigen abstracte vormentaal verraden. Kleur is prominent aanwezig, maar ook pastellen, zoals in “Les Tulipes” (1947), worden niet geschuwd.
In 1950 ontdekt hij het Atelier 17, waar ook Alexander Calder, Henri Matisse, Joan Miró, Pablo Picasso, Mark Rothko en Raoul Ubac tijdelijk verblijven. In 1952 sluit hij aan bij de groep “Art Abstrait”, die met Pol Bury, Georges Collignon, Jo Delahaut, Jean Milo en Léopold Plomteux enkele uitmuntende Belgische kunstenaars een thuisbasis bezorgt.
In de jaren ’50 en ’60 creëert hij diverse waterverfschilderijen. De kleuren en thema’s, zoals olijfboomgaarden, verwijzen naar Zuid-Frankrijk waar Mels vaak vertoefde. Verschillende van deze werken komen terecht in de collectie van architect en kunstliefhebber Paul Emile Vincent, die ook het woonhuis van René Mels ontwierp.
Samen met Gabriel Belgeonne, René Carcan, Lismonde en Luc Peire sluit hij zich aan bij de groep “Cap d’encre”, die in de vroege jaren ’60 de kunst van het graveren en drukken promoot. René Mels verfijnt de kunst van het etsen en verbindt gevoelsmatig kleur, lijn en reliëf. Verwijzingen naar Zuid-Amerikaanse culturen of naar het Twee-Stromen-Land zijn onmiskenbaar.
Kunstwerken van René Mels zijn terug te vinden in de Prentenkabinetten van Brussel en Parijs en het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten in Brussel.